1. Het instrument wordt pas beschikbaar nadat alle lidstaten overeenkomstig artikel 11 aan het instrument hebben bijgedragen voor ten minste 25 procent van het in artikel 5 bedoelde maximumbedrag, mits het relatieve aandeel van de bijdrage van elke lidstaat in het totaalbedrag van de bijdragen van de lidstaten overeenkomt met het relatieve aandeel van die lidstaat in het totale bruto nationaal inkomen van de Unie, zoals dat resulteert uit deel A, tabel 3, kolom 1, (“Inleiding en financiering van de algemene begroting”) in het deel Ontvangsten van de begroting voor 2020 zoals vastgesteld in de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, als vastgesteld op 27 november 2019 (4).
2. Zodra het instrument beschikbaar is, stelt de Commissie de Raad daarvan in kennis.
3. De beschikbaarheidsperiode van het instrument waarin een in artikel 6, lid 1, bedoeld besluit overeenkomstig kan worden vastgesteld, eindigt op 31 december 2022.
4. Indien de Commissie in het in artikel 14 bedoelde verslag tot de slotsom komt dat de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte ernstige economische ontwrichting voor de financiering van in artikel 1 bedoelde maatregelen voortduurt kan de Raad, op voorstel van de Commissie, besluiten de beschikbaarheidsperiode van het instrument telkens met een aanvullende periode van zes maanden te verlengen.